Achtergrondinformatie over licht
In dit artikel vind je achtergrondinformatie over licht. De meeste mensen met een visuele beperking zijn gebaat bij passend licht. Maar wat is licht? Hoe zit het met reflectie, kleur, sterkte en helderheid van licht? Dat kun je hieronder lezen.
Licht en reflectie
Een lichtstraal is altijd rechtlijnig. Zodra het op een oppervlak valt, wordt het gereflecteerd. Hoe dat gebeurt hangt af van de oppervlakte waarop het licht valt.
- Valt licht op glimmende oppervlakken, dan wordt het in een gerichte bundel gereflecteerd
- Licht dat op matte oppervlakken schijnt, wordt verstrooid en in willekeurige richtingen weerkaatst
- Als licht op glas valt, wordt het niet gereflecteerd, het gaat door het glas heen. De transparantie van het glas bepaalt hoe dat gebeurt:
- Helder glas laat het licht door in een rechte bundel
- Matglas laat licht verstrooid door
Kleur
De reflecterende eigenschappen van een voorwerp bepalen hoe we de kleur van het voorwerp zien. Licht bevat zes kleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet.
Voorwerpen die alle kleuren licht evenveel reflecteren zien we als wit. We beoordelen een voorwerp als zwart als het alle kleuren absorbeert en dus niets reflecteert. Als een voorwerp alleen rood licht reflecteert en de andere kleuren van het licht absorbeert, dan zien we dat voorwerp als rood.
Dit werkt alleen als we alle kleuren licht op een voorwerp laten vallen. Het voorwerp kan immers alleen licht reflecteren dat het ook ontvangt van de lichtbron. Als een voorwerp alleen door geel licht wordt beschenen, dan zien we dat voorwerp ook als geel. De kleur van voorwerpen hangt dus af van de lichtbron.
Kleurweergave
We duiden de kleurweergave van een lichtbron met de kleurweergave-index. Als afkorting gebruiken we CRI, dat komt van de Engelse term voor kleurweergave-index: Color Rendering Index.
De CRI is een getal tussen nul en honderd. Daarbij staat honderd voor de perfecte kleurweergave. Dat geldt bijvoorbeeld voor daglicht. Goede lichtbronnen hebben een kleurweergave-index tussen de tachtig en honderd.
Kleurtemperatuur
De verhouding van rood en blauw in het licht bepaalt de kleurtemperatuur. Een lage kleurtemperatuur bevat meer rood en wordt als warm ervaren. Een hogere temperatuur, bevat meer blauw, dat beleven we als koel.
De kleurtemperatuur drukken we uit in K-waardes. Daarbij staat K voor Kelvin. Hoe hoger het getal, hoe lager de kleurtemperatuur:
- Een kleur tussen de 2000K en 3000K geeft een warme sfeer (rood)
- Een kleur tussen de 3000K en 4000K geeft een neutrale sfeer
- Een kleur tussen de 4000K en 5000K geeft een koelere sfeer (blauw)
Kleurnummer
De kleurweergave en kleurtemperatuur kun je aflezen aan het kleurnummer (de RAL-code). Dit nummer staat bijna altijd op een lamp en bestaat uit twee of drie cijfers. Staan er twee getallen op? Dan staat het laatste getal voor de kleurtemperatuur en het getal ervoor voor de kleurweergave-index. Heeft een lamp een kleurnummer met drie nummers, dan staan de laatste twee getallen voor de kleurtemperatuur, het getal ervoor staat dan voor de kleurweergave-index. Bij de kleurtemperatuur ontbreken dus twee of drie nullen van de K-waardes, die worden achterwege gelaten.
Deze twee cijfers zeggen samen iets over de reflectiefactor. Het getal tien is het laagste cijfer en staat voor zwart. Deze kleur heeft weinig reflectie. Het hoogste cijfer is negentig en staat voor helderwit. Deze kleur reflecteert licht sterk. Voor de kleur van bijvoorbeeld een muur, kun je het beste kiezen voor een kleur met een reflectiefactor van maximaal 85.
Voorbeeld
Bij kleurnummer 830 of 83 staat de 8 voor de kleurweergave-index, die is in dit geval tachtig. De 3 staat in dit nummer voor de kleurtemperatuur. Die is in dit voorbeeld dus 3000K.
Helderheid en lichtsterkte
De hoeveelheid licht die een voorwerp reflecteert geven we aan met de term luminantie (helderheid). De verlichtingssterkte is de hoeveelheid licht die op een voorwerp valt. Dit drukken we uit in lux.
We meten verlichtingssterkte altijd op de hoogte waar de taak of activiteit wordt uitgevoerd en waar het licht dus nodig is. Zo meten we bij de activiteit ‘lezen aan tafel’ op tafelhoogte, dat is meestal op 75 centimeter vanaf de vloer. Bij ‘lopen door de ruimte’ meten we op ongeveer 20 centimeter, want op die hoogte bevinden zich vaak potentiële struikelobjecten. Als er geen sprake is van een specifieke taakhoogte, bijvoorbeeld in een gang die verlicht moet worden, dan vinden de metingen altijd op één meter hoogte plaats.
Tip
- In de paragraaf 'Muren' in ons artikel 'Woninginrichting bij slechtziendheid' vind je tips over de keuze van de kleur verf voor de muren in je huis.