Overslaan en naar de inhoud gaan

Depressie en angst bij mensen met een visuele beperking

Volwassenen met een visuele beperking ervaren twee keer zo vaak klachten van depressie en angst dan goedziende volwassenen. Zonder ondersteuning loopt deze groep mensen het risico op het ontwikkelen van een daadwerkelijke depressie of angststoornis.

In dit artikel vind je algemene informatie over depressie en angst bij mensen met een visuele beperking, de risicogroepen en het belang van (h)erkenning en ondersteuning.

Hoe vaak komt depressie of angst voor?

Eén op de drie volwassenen met een visuele beperking heeft wel eens klachten van depressie of angst. Dat is twee keer zo vaak dan bij goedziende mensen. Ongeveer honderdduizend Nederlanders met een visuele beperking ervaren dus depressie- en/of angstklachten. Van deze mensen heeft ongeveer vijf procent een depressieve stemmingsstoornis. Zeven procent kampt met een angststoornis. Dat is meer dan twee keer zo vaak dan bij leeftijdsgenoten zonder visuele beperking. De meest voorkomende angststoornissen zijn een gegeneraliseerde angststoornis (dan is iemand langer dan zes maanden vrijwel continu angstig zonder duidelijke aanleiding), sociale fobie en agorafobie (pleinvrees).

Gevolgen van angst en depressie

Mensen met depressie- en angstklachten kunnen bijkomend te maken krijgen met verdere achteruitgang van hun zicht, andere fysieke klachten en/of een negatief effect op een revalidatietraject. Bovendien bestaat de kans dat ze sociaal minder goed functioneren en een verminderde kwaliteit van leven ervaren. Daarnaast brengen we depressie en angst vaak in verband met hogere sterftecijfers. Tenslotte kunnen de mentale klachten economische gevolgen hebben.

Zonder ondersteuning neemt het risico op een daadwerkelijke depressieve stemmings- of angststoornis toe. Het tijdig herkennen van deze klachten is dus van belang. Dan kan de persoon die het betreft passende ondersteuning krijgen, voorkomen we verergering van de problemen en neemt de levenskwaliteit toe.

Verhoogd risico

Mensen met een visuele beperking lopen een groter risico op depressie- of angstklachten. Als iemand zicht verliest moet hij zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Dit kan leiden tot frustratie, zorgen over de toekomst en/of schaamte. Ook bestaat er vaak angst voor eventueel verder verlies van zicht en zijn er zorgen over behoud van onafhankelijkheid en kunnen blijven meedoen in de maatschappij.

Dit geldt voor zowel mensen die geen behandeling (meer) ontvangen, als voor mensen die nog behandeling krijgen om hun visus te stabiliseren of te verbeteren. Behandeling met anti-VEGF injecties* kan bijvoorbeeld stressvol en belastend zijn. Zo kunnen mensen zich zorgen maken over de effectiviteit van de behandeling en over het risico uiteindelijk toch blind te worden. Een visuele beperking of oogaandoening kan dus impact hebben op iemands mentale gezondheid.

*Een anti-VEGF injectie is een behandeling waarbij een medicijn in het oog wordt gespoten om de groei van abnormale bloedvaten te stoppen. Het doel is het stabiliseren van het zicht. 

Risicogroepen

Sommige mensen met een visuele beperking hebben een groter risico om depressie- of angstklachten te ervaren dan anderen. De kans op klachten van depressie of angst is groter bij:

  • vrouwen
  • jongere mensen (hoe jonger iemand is, hoe groter het risico)
  • mensen die alleen wonen
  • mensen met een geschiedenis in de psychiatrie
  • mensen die in het verleden mentale ondersteuning hebben gekregen
  • mensen die minder positief denken over gezondheid
  • mensen met verminderde acceptatie van het zichtverlies

Verlies

Iemand die blind of slechtziend wordt, krijgt te maken met allerlei beperkingen in het dagelijkse leven. Dat gaat gepaard met verlies, niet alleen van het zicht, maar ook van zelfstandigheid, vertrouwen en communicatie met anderen. Mensen met een goed zicht hebben vertrouwen in het ervaren van de omgeving. Dat omgevingscontact geeft ze een gevoel van zekerheid en geborgenheid. Dat kan als gevolg van zichtverlies veranderen. De meeste mensen met een visuele beperking waren actief voordat hun zicht afnam; ze hadden een baan, deden aan sport of waren actief in het verenigingsleven. Dit gaf ze het gevoel dat ze iets voor een ander konden betekenen en het gevoel van erbij horen. Als ze hun activiteiten niet meer kunnen uitvoeren zoals voorheen, is dat niet alleen een verlies van de tijdsbesteding, maar ook van het bijbehorende gevoel. Naast dit soort verliezen, krijgen mensen die ouder worden vaak ook te maken met andere vormen van verlies, zoals het verlies van een dierbaar persoon.

Verlies komt dus in allerlei soorten en maten voor en iedereen gaat er anders mee om. Het kan verschillende gevoelens oproepen: verdriet, pijn en somberheid, maar ook boosheid, schuld en angst. Deze gevoelens kunnen zich psychisch uiten, maar de pijn van het verlies is ook lichamelijk merkbaar. Het kost tijd om aan verlies te wennen en om je aan te passen aan de veranderingen. Dit rouwproces gaat vaak gepaard met verdriet, pijn en een grote innerlijke strijd.

Verandering en onvoorspelbaarheid

Mensen met een afnemend zicht hebben niet alleen te maken met verlies, ze moeten ook leren omgaan met veranderingen en met de onvoorspelbaarheid daarvan. Iemand met een degeneratieve aandoening (dat zijn ziektes waarbij zenuwcellen in functie en grootte afnemen en afsterven, zoals Macula Degeneratie en Retinitis Pigmentosa) hebben te maken met aanhoudende onzekerheid over zichtverlies, groeiende afhankelijkheid en voortdurende aanpassing aan verder functieverlies.

Dit kan emotioneel zwaar zijn en gepaard gaan met sombere gevoelens en angst voor het steeds slechter gaan zien. Daarnaast moet deze groep mensen opnieuw leren omgaan met situaties die voorheen bekend waren; zoals deelname aan het verkeer, het ontmoeten van nieuwe mensen en dagelijkse activiteiten. Dit kan keer op keer spanningen opleveren waardoor sommigen deze situaties zelfs vermijden, met mogelijk eenzaamheid tot gevolg.

Blijvende impact

Mensen met afnemend zicht kunnen momenten van verdriet blijven ervaren. Er zullen dagen zijn waarop iemand zich goed voelt, maar als zich een situatie voordoet die voorheen boeiend was en nu niet meer, dan kan dat opnieuw heel verdrietig zijn. Denk bijvoorbeeld aan een expositie van een kunstenaar waar iemand veel van hield; daar niet naartoe kunnen gaan omdat je de kunstwerken niet meer kunt zien is verdrietig.

Veel mensen knokken door, terwijl het besef van verlies er ook is. De impact van een visuele beperking blijft bestaan en de kans is aanwezig dat de beperking verslechtert of zwaarder wordt. Leven met een visuele beperking vraagt daarom continue iets van iemands aanpassingsvermogen. Het is begrijpelijk dat iemand hierdoor minder goed in zijn vel zit.

Herkennen van angst en depressie

Het verschil zien tussen depressieve klachten als onderdeel van verliesverwerking of een depressieve stemmingsstoornis is niet makkelijk. Het herkennen van depressieve klachten is in ieder geval belangrijk. En doorverwijzing naar een professional in de geestelijke gezondheidszorg kan helpen. Zo kan een psycholoog onderzoeken waar de depressieve klachten vandaan komen en een passende behandeling voorstellen of geven. De kans dat de klachten zich ontwikkelen tot een stoornis, neemt dan af.

Tip

Meer lezen over herkennen van depressie- en angstklachten? Lees dan ons artikel ‘Herkennen van depressie- en angstklachten’.

Geef je mening!