Overslaan en naar de inhoud gaan

Problematisch eetgedrag bij personen met een visuele beperking en autisme

Dit artikel behoort tot de thema's:

Mensen die naast hun visuele beperking ook autisme hebben, kunnen problemen ervaren bij dagelijkse handelingen zoals eten en drinken. Met de informatie in dit artikel kun je de eetsituatie kritisch observeren en de situatie waar nodig aanpassen.

Het artikel geeft je inzicht in:

  • de mogelijke oorzaken van de problemen met eten en drinken.
  • de vragen die je kunt stellen om de eetsituatie te verduidelijken en waar nodig aan te passen.

De kennis in dit artikel is gebaseerd op de methode ‘Geef me de 5’ (wie, wat, waar, wanneer en hoe).

Problematisch gedrag rondom eten en drinken

Eten is een complexe activiteit, de situatie doet een beroep op verschillende zintuigen en vaardigheden. Personen met een visuele beperking én autisme (en eventueel een verstandelijke beperking) kunnen moeite hebben met de eetsituatie en daarin problematisch gedrag laten zien, bijvoorbeeld: 

  • Eetsituaties met anderen vermijden (liever alleen eten).
  • Weigeren van eten of drinken.
  • Boos worden tijdens het eten.
  • Eten of drinken wegduwen/weggooien.
  • Uit de situatie gaan door op te staan of weg te lopen. 
  • Te veel of te weinig eten.
  • Zichzelf afzonderen waardoor interactie/contact niet mogelijk is.

Mogelijke oorzaken

De oorzaak van de problemen rondom eten of drinken kun je zowel in het autisme als in de visuele beperking zoeken. Hieronder sommen we van beide aandoeningen een aantal mogelijke oorzaken op.

Oorzaken met betrekking tot autisme

  • Geen innerlijke rust doordat een activiteit op de dag anders is gelopen dan de persoon gewend is.
  • Geen duidelijke aankondiging omtrent de start van de maaltijd, wie er aan tafel zitten, wat er gegeten wordt, etc.
  • Onbekende medewerker die de persoon in kwestie bij het eten begeleidt (bijvoorbeeld invalkracht).
  • Te veel (omgevings)prikkels tijdens het eten.
  • Wensen tijdens het eten lastig kunnen aangeven.
  • Eten op een andere plaats in de ruimte of op een andere plek aan de tafel.
  • Structuur is veranderd (bijvoorbeeld ’s middags warm eten in plaats van ‘s avonds).
  • Eten ligt niet op de juiste plek op het bord of op de tafel.
  • Geen overzicht over het eten op tafel of op het bord.
  • Voorkeur voor warm/koud of voor de kleur van het eten of servies.
  • Er wordt iets onbekends gegeten, de persoon herkent het eten niet.
  • Eten kan op verschillende manieren worden klaargemaakt en voldoet niet aan de verwachting (geraspte wortel is iets anders dan gekookte wortel).
  • Lust het eten niet of slechts een deel ervan.
  • Textuur van het eten is niet prettig.
  • Onvermogen om lichamelijk ongemak aan te geven.
  • Eten wordt gezien als een sociaal moment en roept (veel) spanning op.

Oorzaken met betrekking tot de visuele beperking

Problemen rondom eten kunnen komen doordat er onvoldoende rekening is gehouden met de aard van de visuele beperking, denk bijv. aan: 

  • Plaats aan de eettafel
  • Gebruik van contrasten
  • Verlichting
  • De tafelschikking
  • Ergens anders eten 
  • Duidelijke start/einde van de maaltijd

Observeren en vragen stellen

Om inzicht te krijgen in de factoren die een rol spelen bij de problemen rondom het eten, is het goed om de eetsituatie te observeren en daarbij vragen te stellen. Zo kun je de mogelijke oorzaak van het problematisch eetgedrag achterhalen en een mogelijke optie voor een oplossing vinden. 

Soort vragen

Bij de observatie helpen onderstaande vragen om zowel vanuit het autisme als vanuit de visuele beperking te bekijken of je de eetsituatie kunt verduidelijken.  

Wie?

Deze vragen hebben betrekking op wie er betrokken zijn bij het eten. 

  • Is het voor de persoon duidelijk welke begeleiding mee eet?
  • Is het duidelijk wie er nog meer aan tafel zitten?
  • Kondigt de begeleider aan wanneer hij of zij uit beeld is en weer terugkomt?

Wat?

Deze vragen hebben betrekking op wat er gebeurt. 

  • Is er sprake van een duidelijke plaats aan tafel voor de persoon met autisme? 
  • Worden voorwerpen, zoals bord, bestek, beker altijd op dezelfde plaats neergezet?
  • Is er voldoende contrast zodat de voorwerpen en het eten voldoende gezien worden? Is er bijv. contrast van het bord met de ondergrond (of is er een placemat nodig?), contrast van het eten met het bord (witte bloemkool op een wit bord geeft bijv. een laag contrast). Zijn er aanpassingen in het gebruik van contrasten mogelijk zodat kijken makkelijker is?
  • Staat alles op tafel op een vaste plek? Denk bijv. aan het beleg, de pannen, een glas drinken etc.
  • Is het duidelijk voor de persoon ‘wat’ er gegeten wordt en wat de opties zijn (bijv. welk beleg er op tafel ligt)?
  • Komt de geur overeen met het eten? 
  • Gebruikt de persoon in kwestie misschien een ander woord voor het eten?
  • Is er voldoende verwerkingstijd zodat de persoon de informatie omtrent het eten kan waarnemen en tijd krijgt om vervolgens zelf tot actie over te gaan?
  • Wordt er rekening gehouden met het feit dat eten energie kost? Snel en veel praten tijdens de maaltijd kan bijvoorbeeld al veel energie kosten, waardoor de persoon mogelijk trager eet of niet aan eten toekomt. 
  • Wordt de context voldoende verduidelijkt? Worden geluiden bijv. verduidelijkt/ ondertiteld? Of is het duidelijk dat iemand zijn bord al leeg heeft en onrustig wordt?

Waar?

Deze vragen hebben betrekking op de plek waar gegeten wordt. 

  • Wordt er altijd op dezelfde plek gegeten (denk aan zowel de ruimte als aan de plaats aan tafel)?
  • Wanneer er gewisseld wordt in de plaats waar gegeten wordt (bijv. in de zomer buiten) is dit voor een persoon met een visuele beperking extra inspannend om te ontdekken waar alles staat, wie er aan tafel zit, etc. Krijgt de persoon voldoende tijd deze indrukken te verwerken?
  • Ziet de persoon de begeleider en medecliënten voldoende zitten en zit de persoon op een plaats waar hij of zij visueel zoveel mogelijk het overzicht heeft?
  • Is het omgevingslicht in orde (goed verlicht, geen tegenlicht)?
  • Wordt deze plaats alleen voor het eten gebruikt of is de tafel bijvoorbeeld ook een werkplek? In dat geval kan onduidelijkheid in gebruik ontstaan en is niet duidelijk dat er de ene keer gegeten moet worden en dat er een andere keer iets anders wordt gedaan.
  • Gebruikt iedereen dezelfde benaming van de plek?
  • Kent de persoon deze plek?
  • Zijn er hinderlijke prikkels aanwezig? Let ook op nauwelijks aanwezige prikkels zoals afzuiging of geluiden van apparatuur. Deze kunnen storend zijn.

Wanneer?

Deze vragen hebben betrekking op het moment van eten. Denk hierbij aan voorspelbaarheid, concretiseren en hanteren van tijd in relatie tot eten en drinken.

  • Is de start en het einde van het eetmoment duidelijk? Als iemand visueel beperkt is ziet hij niet wanneer iemand al begint met eten of wanneer de anderen al klaar zijn. Sommige mensen met autisme vinden het lastig om rekening te houden met anderen en te wachten tot anderen klaar zijn.
  • Is er bekend wat er na het eten gaat gebeuren?
  • Wordt de tijd eenduidig benoemd?
  • Is er sprake van niet ingevulde tijd tijdens het eten doordat een persoon bijv. eerder klaar is dan anderen? Hoe wordt deze tijd ingevuld? Mag iemand van tafel als hij of zij klaar is met eten of moet hij of zij blijven wachten? Wordt er bij ongewenst gedrag duidelijk aangegeven wat wel wordt verwacht (in plaats van alleen benoemen van ongewenst gedrag)?
  • Kondigt de begeleider aan wanneer hij of zij uit beeld is en weer terugkomt?

Hoe?

Deze vragen gaan over de manier waarop de eetsituatie verloopt. 

  • Weet de persoon wat er van hem of haar verwacht wordt (bijvoorbeeld over de manier waarop hij kan aangegeven dat hij nog iets wil eten of genoeg heeft gehad)?
  • Hoe wordt het eten aangeboden? Alles tegelijk opscheppen op het bord? Wordt er gebruik gemaakt van een vakjesbord? Worden de verschillende onderdelen apart gegeten (bijv. eerst aardappelen, dan vlees, dan groente) of wordt het juist door elkaar heen gedaan?
  • Kan de persoon hulp vragen, weet hij of zij aan wie en hoe hij of zij dat kan doen (bijvoorbeeld door middel van voorbeeldzinnen)?
  • Zijn er ondersteunende middelen nodig? Denk bijvoorbeeld aan:
    • Een compartimentenbord
    • Aangepast eetgerei (bijvoorbeeld bamboe plastic in verband met geluid en gevoel in de mond)
    • Visuele of auditieve ondersteuning (bijvoorbeeld een hulpvraagkaartje)
    • Een pictogram of foto
    • Een koptelefoon

Tip

Als er geen resultaten zijn of weinig verbetering, bespreek dan met een gedragsdeskundige of logopedist(e) of andere interventies en/of expertises een optie zijn.

Geef je mening!