Overslaan en naar de inhoud gaan

Speelproblemen bij kinderen met een visuele beperking en autisme

Dit artikel behoort tot de thema's:

Kinderen die naast hun visuele beperking ook autisme hebben, kunnen eerder vastlopen bij dagelijkse handelingen zoals spelen. Dit artikel geeft je inzicht in:

  • de manier waarop deze mensen de wereld om hen heen ervaren. 
  • de mogelijke oorzaken van de problemen met spelen.

De kennis in dit artikel is gebaseerd op de methode ‘Geef me de 5’ (wie, wat, waar, wanneer en hoe). 

Gedrag bij problemen met spelen

Het is niet altijd eenvoudig om te zien of bepaald gedrag van kinderen met een visuele beperking en autisme te maken heeft met problemen met spelen. Onderstaande gedragingen kunnen erop wijzen:

  • Boos worden (bijvoorbeeld gillen)
  • Weggooien van spelmateriaal
  • Zichzelf afzonderen waardoor interactie/contact niet mogelijk is
  • Niet tot spelen komen
  • Niet kunnen samenspelen
  • Geen variatie in spel waarbij het kind weinig tot niet exploreert met verschillend speelgoed
  • Fascinatie voor één specifieke manier van spelen, vaak functioneel (bijvoorbeeld alleen aan onderdelen draaien). Geen of weinig fantasiespel

Mogelijke oorzaken

De oorzaak van de problemen rondom spelen kun je zowel in het autisme als in de visuele beperking zoeken. Hieronder sommen we van beide aandoeningen een aantal oorzaken op.

Oorzaken met betrekking tot autisme

  • Geen duidelijke aankondiging van het spelmoment door bijvoorbeeld een pictogram of gebaar
  • Geen duidelijke afronding van de vorige activiteit
  • Geen innerlijke rust doordat een activiteit op de dag anders is gelopen dan de persoon gewend is
  • Een onbekend iemand die het kind in kwestie bij het spelen begeleidt (bijvoorbeeld een invalkracht)
  • Te veel (omgevings)prikkels tijdens het spelen
  • Een verandering van het spelritueel
  • Geen intrinsieke motivatie
  • Geen plezier hebben in het spelen
  • Verandering of uitbreiding van het spel
  • Wensen met betrekking tot het spel lastig kunnen aangeven
  • Andere indeling of spullen zijn verzet
  • Geen overzicht over de ruimte
  • Overgevoeligheid van het lichaam; spelmateriaal voelt niet prettig aan
  • Spel kan een sociale activiteit zijn, voor iemand met autisme kan dat sociale aspect lastig hanteerbaar zijn

Oorzaken met betrekking tot de visuele beperking

  • Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de aard van de visuele beperking, bijvoorbeeld gezichtsvelduitval
  • Het is onduidelijk voor het kind waar de begeleider is
  • het kind ziet het spelmateriaal of de ruimte niet goed
  • Het is niet goed zichtbaar wat er met het spelmateriaal moet gebeuren
  • Er ligt spelmateriaal buiten het gezichtsveld, er ontbreken details voor het kind
  • De indeling in de ruimte is anders, de benodigde voorwerpen zijn hierdoor moeilijk vindbaar
  • Het spelmateriaal is niet voldoende afgestemd op de behoefte of mogelijkheden van het kind
  • Details zijn niet zichtbaar waardoor het spelmateriaal niet aantrekkelijk is

Duidelijkheid en overzicht

Voor een kind met autisme en een visuele beperking is duidelijkheid en voorspelbaarheid belangrijk. Hieronder staan enkele vragen die je jezelf kunt stellen om de mogelijke oorzaak (en daarmee de mogelijke optie voor een oplossing) van de problemen met spelen te achterhalen. Deze hebben we onderverdeeld in vijf categorieën: wie, wat, waar, wanneer en hoe. 

Wie?

Deze vragen gaan over de ‘wie’. Is voor het kind met autisme en een visuele beperking duidelijk wie er betrokken is bij het spelen?

  • Is het duidelijk wie er speelt met het kind, ook na een overdracht of wisseling?
  • Is de medespeler of begeleider consequent?
  • Zijn de wederzijdse verwachtingen over het spel, de manier van spelen naar elkaar duidelijk gemaakt?
  • Is het duidelijk of het kind alleen of samenspeelt?

Wat?

Deze vragen hebben betrekking op de structuur van het spel (begin, volgorde, einde), ongeacht de oorzaak (als gevolg van autisme of als gevolg van de visuele beperking).

  • Is de ruimte waar je speelt overzichtelijk?
  • Wat is de voorkeur met betrekking tot het spelmateriaal en de manier van spelen?
  • Is er sprake van voorspelbaarheid (begin, volgorde, einde)?
  • Gebruik je concrete taal en is die steeds hetzelfde als je spreekt over aankondigen en afsluiten van het spelmoment?
  • Begrijp het kind in kwestie het spel? Weet hij wat er gebeurt en wat de ander bedoelt?

Deze vragen hebben betrekking op het structureren van de ruimte waar het spel wordt gespeeld, ongeacht de oorzaak (als gevolg van autisme of als gevolg van de visuele beperking).

Waar?

  • Zijn er hinderlijke prikkels aanwezig? Let ook op nauwelijks aanwezige prikkels zoals afzuiging of geluiden van apparatuur. Deze kunnen storend zijn.
  • Is de plaats duidelijk/overzichtelijk?
  • Is het contrast voldoende?
  • Is het omgevingslicht in orde (goed verlicht, geen tegenlicht)?
  • Wordt deze plaats alleen voor het spelen gebruikt, of ook voor andere activiteiten? Hierdoor kan onduidelijkheid in gebruik kan ontstaan en is niet duidelijk dat er een spel gespeeld gaat worden.
  • Gebruikt iedereen dezelfde benaming van de plek?
  • Kent het kind deze plek?
  • Is de plek geordend?

Wanneer?

Deze vragen hebben betrekking op voorspelbaarheid, concretiseren en hanteren van tijd in relatie tot spelen.

  • Is de tijd van het spelen op een goed moment op de dag?
  • Is de start en het einde van het spelen duidelijk?
  • Is bekend wat er daarna gaat gebeuren?
  • Kondig je het afsluiten van het spel tijdig aan? 
  • Is er sprake van niet ingevulde tijd, wachttijd, tijdens het spelen en hoe wordt deze ingevuld (aangeven wat wel wordt verwacht in plaats van benoemen van ongewenst gedrag)? 
  • Kondigt de medespeler of begeleider aan wanneer hij uit beeld is en weer terugkomt?

Hoe?

Deze vragen gaan over het structureren van de middelen, ongeacht de oorzaak (als gevolg van autisme of als gevolg van de visuele beperking).

  • Vind het spel op ooghoogte plaats?
  • Kan het kind jou nadoen in handelingen, geluiden en spel? Speel bijvoorbeeld het spel zelf en laat de persoon meekijken.
  • Doe naast elkaar hetzelfde, daarmee vergroot je het effect en laat je de bedoeling van het spel zien.
  • Laat je eigen plezier in het spel zien, dan heeft de persoon er ook sneller plezier in.
  • Ga je als begeleider mee in de keuze van het materiaal en varieer je hier indien het kan later mee?
  • Beperk je de hoeveelheid materialen als dat nodig is?
  • Pak je geen materiaal af van het kind met wie je speelt? Soms is dat nodig, geef hem dan in ruil iets anders terug.
  • Ben je flexibel genoeg? Volg de motivatie van de persoon, maar laat hem niet alles bepalen.
  • Kan het kind hulp vragen, weet hij aan wie en hoe hij dat kan doen?
  • Zijn er ondersteunende middelen nodig? Denk bijvoorbeeld aan:
    • Apps die de stem of geluiden opneemt (bijvoorbeeld Talking Tom)
    • Visuele of auditieve ondersteuning (bijvoorbeeld een hulpvraagkaartje)
    • Een pictogram of foto
    • Een koptelefoon

Tips

  • De informatie in dit artikel kun je gebruiken om de oorzaak te achterhalen, het is geen trucje waarmee je het probleem oplost. 
  • Als er geen resultaten zijn, of er is geen verbetering, dan raden we aan om een gedragsdeskundige in te schakelen.

Geef je mening!